Het was al een keer uitgesteld, zijn bezoek aan ons. Het kwam door de plotselinge sneeuw die ons land had overvallen. Zodoende kon hij het dak niet op. Maar daar was hij dan. Keurig geschoren, heldere blauwe ogen, een geur van een fris aftershave achterlatend. Onhandig begroetten we elkaar, vanwege corona. We bogen ons hoofd licht en hij liep naar de kamer. Met snelle, vakkundige handen ontsloot hij de pijp en schoof de kachel wat opzij. Met plastic en tape plakte hij het gedeelte hermetisch af. Daar kwam geen stofje meer langs! Vervolgens stapte hij weer kloek de kamer uit om het dak op te klimmen en de schoorsteen schoon te vegen. Een man met ervaring, dat kon je zo zien.
Toen hij een half uur later weer binnenkwam, hadden we het over ditjes en datjes en koetjes en kalfjes, totdat de verkiezingen ter sprake kwamen en hij uiteen zette dat hij niet veel wijzer werd van alle talkshows en debatten op de televisie. Ik vertelde hem dat ik het ook lastig vond om te kiezen, dat ik nog zwevend was. Ik merkte dat ik het een weinig standvastig antwoord vond dat me bovendien deed denken aan de naam die mensen geven aan spirituele zoekers. Wat meestal niet positief bedoeld is. De stilte na mijn antwoord hield even aan. Toen zei hij: ‘maar zwevend is gewichtloos. Dat is toch een mooi gegeven. Dan staat iets nog niet vast. En kan het nog iets worden.’ Mijn doorgewinterde oren spitsten zich. Wat gebeurde hier? Nieuwsgierig keek ik hem aan. En hij keek mij aan, met een schuin hoofd. ‘Dat is een mooie manier van kijken, fijn dat je het benoemt’, zei ik.
Even later ging hij verder over de reguliere media die hem, in z’n algemeenheid, niet konden bekoren. Ik vertelde hem dat ik ook uit die hoek kwam, lang geleden, en dat ik zijn teleurstelling wel begreep. Ooit enthousiast begonnen en gedacht dat het doorgeven van informatie zin had, dat het iets zou kunnen veranderen of bijdragen aan de wereld. Ik hoorde er nog steeds een restje frustratie doorheen. Weer was het even stil terwijl hij de zak met de resten roetafval dichtknoopte. En weer keek hij met zijn schuine hoofd naar mij. ‘Dat heeft zeker zin. Als dat is wat je goed kan, moet je dat blijven doen.’ Het was geen loze gemeenplaats zoals het zijn mond uit kwam, het klonk alsof hij werkelijk wist wat hij ermee bedoelde. Ik schokschouderde nog wat, probeerde de pijl die raak had geschoten te vermijden, maar het ging niet. Die was vol in de roos. We keken elkaar secondenlang aan en snapten allebei dat er iets was gebeurd.
‘Het was een fijne ontmoeting,’ zei hij en stond op om te vertrekken. Bij de deur strekte hij zijn hand uit, pikzwart van het roet. Volkomen helder begreep ik wat hij deed. Ik schudde hem stevig de hand en zwaaide hem na toen hij de straat uitreed.
Maart 2021